Slimmerik

“Papa … wat is eigenlijk hoogbegaafdheid?” De vraag komt terwijl mijn veertienjarige zoon me helpt met eten maken. Hij roert in de pruttelende pan. Ik voeg stukjes paprika toe. Ik heb niet meteen een antwoord klaar. “Waar komt je vraag vandaan?” “Mijn klasgenoten zeggen dat ik dat heb.” “Oh …” “Omdat zij voor de toets aardrijkskunde vorige week drie uur studeerden en ik tien minuten en ik een hoger cijfer haalde.”

Zoals gewoonlijk is het mijn co-ouder die hierover een tussensprint plaatst. Ze leest en belt in het rond en concludeert al snel dat zijzelf en onze oudste zoon hoogbegaafd zijn. Ze stelt een traject voor bij een gespecialiseerde organisatie. Een prijzig traject. Ik haal mijn schouders op en trek een scheve wenkbrauw. Mijn zoon zit goed in zijn vel, zijn schoolresultaten zijn prima en thuis is hij een aangename puber. Waarom zouden we morrelen aan een situatie die prima loopt? Laten bollen denk ik dan. Mag het soms ook gewoon gemakkelijk gaan?

Misschien, beste lezer, knik je nu. Misschien ben je het met me eens. Misschien vind je het zelfs een beetje aanstellerig, dat gedoe rond hoogbegaafdheid. Maar kijk hoe de wind kan draaien. Enkele maanden later ben ik heel blij met de voortvarende en daadkrachtige houding van mijn co-ouder. 

Ooit kozen we, min of meer toevallig, een lagere school met veel zelfstandigheid en werk op eigen tempo. Dat ging onze oudste perfect af. “Hij is altijd heel snel met alles klaar, waarna hij anderen helpt die het moeilijker hebben. Daar kan hij ook veel van leren en het past perfect binnen onze visie,” klonk het op bijna elk oudercontact. In de eerste twee jaren van het middelbaar onderwijs hoorden we hetzelfde. We maakten ons wel wat zorgen over het niveau van de school omdat hij thuis maar zelden iets moest leren of maken. In het derde middelbaar wilde hij graag zijn keuzerichting combineren met het maximaal aantal uren wiskunde. Ik dacht dat hij de lessen wiskunde in zijn richting volgde en dan zelfstandig nog een aantal extra hoofdstukken bijwerkte. Tot tijdens een overleg bleek dat hij dat hele vak zonder leerkracht verwerkte. 

Door het traject dat we volgen rond hoogbegaafdheid, begrijp ik dat het goed is zo. Dat hij zijn hersenen, die bovengemiddeld snel en goed leerstof kunnen verwerken, aan de slag moet houden. Intussen verwerkt hij ook de leerstof van biologie en geschiedenis zelfstandig. Dat gaat zo vlot dat hij komend schooljaar wellicht die vakken afwerkt tot het zesde middelbaar. De vrijgekomen tijd gebruikt hij voor Frans en Engels. Vooral zijn uitspraak is grappig maar ondermaats (zo zie je maar … hoogbegaafden zijn niet in alles hoogbegaafd). In andere vakken zullen leerkrachten de taken wat groter of uitdagender maken.

Ik ben blij dat mijn weerstand tegen het traject niet de overhand haalde. Als ouder kregen we heel veel handvaten om ons kind beter te begrijpen. Nu begrijp ik bijvoorbeeld waarom mijn zoon niet gemakkelijk aansluiting vindt bij leeftijdsgenoten. Dat hij liever gaat padellen met volwassenen, dan rondhangen met tieners. Dat is dus helemaal oké. Wat een opluchting!

Wat is de bijzondere eigenschap van jouw kind? En hoe ga jij daarmee om? Reacties welkom

Afscheid van het familiehuis

Ik zwerf nog een laatste keer door en rond het huis van mijn tante en nonkel. Ik kijk naar de bloemen in de perken en de hoge bomen. De haag, honderden meters lang, rondom de tuin. De glooiing van de velden voorbij de tuingrens, tot aan de horizon.
De vijver waar ik ooit mee de modderige bodem uitschepte, emmer na emmer. Helemaal achteraan, naast het bosje, de rode bessen die we plukten, gissend naar het dessert dat tante ermee zou maken. De cirkel van grote massieve boordstenen die zich bijna volledig sluit rond het grasveld. De opening was onze voetbalgoal.
Binnen: de houten wenteltrap, de geur in de kelder, de kleuren van de tegels. De keukenkasten waarin ik nog alles feilloos weet te vinden.
Elk detail in dit huis brengt herinneringen in alle mogelijke zintuigen tot leven. Als kind kwam ik hier graag en vaak logeren. Als tiener was ik enkele zomers een maand lang deel van het gezin. Ik voelde me hier altijd helemaal thuis. Ook als volwassene. Met mijn kinderen. Tot vandaag.

Mijn tante en nonkel kochten een appartement. De tuin vroeg te veel werk. Het huis is verkocht. Binnenkort kunnen we hier niet meer samenkomen, zoals we met onze familie al jaren deden. Toen het voor mijn grootouders te veel werd om iedereen bij hen te ontvangen, nam mijn tante de fakkel over. Zo bleef de familie een geheel.
“Hoeveel zou dit huis kosten?” Mijn oudste zoon is naast me komen staan. We kijken samen door het raam naar het zwembad, waar zijn broer, zijn neef en nicht, achterneven en achternichten samen spelen
“Waarom vraag je dat?”
“Wel … het huis is verkocht. Het is dus te laat. Maar misschien als ik ooit geld heb. Of als we samen leggen met alle kinderen die nu in het zwembad spelen. En de nieuwe eigenaars willen hier weg. Misschien zouden we dan het huis opnieuw kunnen kopen. Zodat we hier opnieuw kunnen samen komen.”
“Jij snapt het,” zeg ik trots. “Maar misschien is dit hoe het hoort te zijn. De familie schuift een generatie op. Binnenkort heb jij misschien ook een partner, en later kinderen. Dan wordt de familie rond jouw oma net zo groot als de familie die hier vandaag bij elkaar is. En dan komen we allemaal samen bij je oma. Zo’n afscheid doet misschien pijn, maar het kan niet anders. Zo is het leven.”
We wandelen langs de haard die zo vaak gezellig brandde. Ik raak de lange tafel aan. Hij doet hetzelfde. Buiten schijnt de zon. We lopen over de kasseitjes naar het zwembad. Ik neem nog een laatste duik in het frisse water. Straks is dit laatste feest voorbij. Ik zuig de geuren en kleuren diep in mijn herinnering. Ik weet niet hoe vaak de familie van mijn kindertijd, al een tijdje zonder mijn grootouders, maar aangevuld met hun achterkleinkinderen, nog zal samen komen. Maar nooit zal het nog hetzelfde zijn. Dit is de plek, ons familiehuis. Het voelt bijna onrechtvaardig dat we hier binnenkort niet meer welkom zijn. We zullen hier langsrijden zonder zomaar naar de tuin te mogen doorlopen. We zullen hier, bedenk ik, eigenlijk helemaal niet meer langsrijden. Dat is dus het leven.

“Wil je graag deze familie af en toe bij ons thuis uitnodigen?” hoor ik mezelf vragen. Mijn oudste zoon staat op de rand van het zwembad. “Kan je me dat straks opnieuw vragen?” zegt hij voor hij zich met volle overgave en gesloten ogen aan het water toevertrouwt.

Heeft jouw familie ook een bijzondere plek? Deel het verhaal van jouw ‘familiehuis’

Laat kinderen hun steentje bijdragen

“Kom maar terug!”
Mijn zonen zuchten in de zetel.
“Wat papa?”
“Kom maar!
“Nu?”
“Uhu!”
“Maar waarvoor dan?”
“Denk eens na?”
Sinds de relatie met mijn co-ouder, de moeder van mijn kinderen, afliep, had ik twee opeenvolgende nieuwe partners. Ze brachten een paar extra perspectieven op ouderschap mee. Inspirerend! Een van de vele dingen die ik leerde van mijn huidige levenspartner is het volgende: als je kinderen lui zijn of hun taak niet doen, moeten zij daar last van hebben. Hoe meer hoe liever. En jij mag er al helemaal niet voor opdraaien.
Mijn zonen komen de woonkamer binnen.
“Schoenen in de kast zeker? Waarom zeg je dat niet meteen?”
“Misschien had ik het niet gezien,” gniffel ik.
“Dat is weer zo’n voorbeeld van de nieuwe strategie, broer,” gromt mijn jongste. “Hij wacht tot we in de zetel ploffen en dan roept hij ons terug.”
“Dan onthouden jullie het beter!” zeg ik.
“Van wie heb je dat nu weer geleerd,” monkelt mijn oudste.
Het is moeilijker dan het lijkt. Ik ben het gewoon om heel vaak mijn schouders op te halen en de dingen voor mijn kinderen op te lossen. Want ja: ik zie ze zo graag en ik vind het fijn als zij het fijn hebben. Dus laat ik hen met rust. Maar help ik hen daar écht mee? Vandaag wel, maar in de toekomst? Dan hebben ze volgens mij meer aan de lessen van mijn vriendin.
Ik bespreek veel met mijn kinderen. En ik vind dat heel gezond. Maar aan sommige dingen moet je geen woorden vuil maken. Schoenen moeten in de kast: klaar. Ontbijt moet afgeruimd. Zonder meer duidelijk. Vuile was hoort niet op de grond.
Soms help ik nog een beetje.
“Pas op … je gaat moeten terugkomen.”
Maar op andere momenten wacht ik heel bewust tot ik, inderdaad, een plof in de zetel of op bed hoor.
“Oei … hier ligt nog iets van jou, denk ik.”
“Kan jij dat niet doen?”
“Ja … maar daarmee help ik je niet om een zelfstandige jongeman te worden.”
Ik beken: ik heb mijn kinderen veel te lang te weinig laten helpen in huis. Maar kijk: na enkele maanden veel praten, uitleggen én heel regelmatig terugkomen, is de situatie helemaal gekeerd. Ik heb tegenwoordig twee héél behulpzame jongens in huis, die begrijpen dat ze zelf hun verantwoordelijkheden moeten opnemen en dat het normaal is dat ze hun steentje bijdragen. Ik heb dat zelf moeten leren om dan hen te helpen groeien. Je hebt een dorp nodig om een kind op te voeden. Een partner met frisse, slimme ideeën is ook al een goede start. Waarvoor dank, ook vanwege je pluszonen.

Laat jij je kinderen zelf hun rommel opruimen? En helpen in huis? Of doe je het allemaal zelf?

Stoute kinderen

Stoute kinderen

Ik ben op bezoek bij een vriendin en haar zesjarige dochter. Dochter kijkt me aan en legt dan ostentatief rijst op tafel. Ze mengt er wat broccoli met een sausje onder.
“Lalala … alles door elkaar!” zingt ze. Haar mama kijkt met ingehouden woede de andere kant op. Het meisje steekt haar lepel uit naar mij. “Ook een beetje rijst van de tafel?”
“Het lijkt me heel lekker,” zeg ik. “Maar je mama vroeg net om de rijst in je bord te laten. Ik speel dus liever niet mee.”
Het gedrag van het meisje doet me denken aan een tienjarige jongen in de klas waar ik lesgeef. Vroeg ik een ander kind om niet luidop te zingen, dan begon die jongen net wel te zingen. Moest iedereen gaan zitten, dan sprong hij recht. De situatie werd onhoudbaar. Op een dag vroeg ik de kinderen om een kring te maken. Hij ging bij de deur staan. Ik negeerde hem en hij begon met een borstel tegen de muur te kloppen.
“Ik wil je er graag bij in de kring” zei ik zo rustig mogelijk en naar waarheid. Maar vanbinnen kookte ik.
“Misschien worden sommige andere kinderen ongeduldig en een beetje boos,” zei ik. “We moeten zoeken naar een manier waarop iedereen zich rustig en veilig kan voelen in de groep.” Toen gebeurde het wonder. De jongen zette twee stappen in de richting van de kring. “Hij doet alles wat niet mag!” riep een meisje uit. De jongen zette drie stappen achteruit. “Oh …” zei ik. “Als iemand iets dat stoort zegt over hem, wil hij verder weg lopen.” De jongen kwam twee stappen dichterbij. “Maar als we proberen hem te begrijpen, komt hij naar ons toe!”
Wekenlang hadden de klasgenoten en ikzelf zijn onaanvaardbare, onbeleefde en onvoorstelbare gedragingen moeten verdragen. Maar kijk: langzaam groeide er vertrouwen, begrepen wij hem beter, voelde hij zich meer begrepen, kon hij meer zichzelf zijn, zonder opvallend gedrag.

“Waarom zou ze dit gedrag stellen?” vraag ik aan de vriendin met de dochter. We zijn een kwartier verder. Dochterlief heeft in die korte tijd haar bord met een schaterlach en een snelle blik naar haar mama ondersteboven gekieperd. Ze sprong op de zetel – wat niet mocht – , ging uitdagend nog dichter bij het scherm van haar tablet zitten, terwijl mama het omgekeerde vroeg. “Ze luistert gewoon niet”, zucht de mama. “Wat wil ze?” “Ze wil de baas zijn.” Ik zie, net als bij de jongen in mijn klas, de ogen van het meisje groot worden bij die woorden van haar mama. “Wil jij de baas zijn?” vraag ik. Het meisje kijkt me aan, voor het eerst zonder een masker van grappig, stout of gek gedrag. Ze knikt. Een magisch moment van echt contact. Ook haar mama merkt het op. Ik zie tranen in haar ogen.
Hoe voelt het voor ons als iemand ons probeert te begrijpen en daar echt moeite voor doet? Zonder bijbedoelingen. Niet om bepaald gedrag te stoppen. Niet om de dag zo vlot mogelijk te laten verlopen. Gewoon uit liefdevolle interesse voor wie we zijn en wat ons bezighoudt? Hoe voelt dat? En wat als we als ouders en leerkrachten de rust en het geduld, de tijd en de oprechte interesse vinden, om ons vaker op deze manier met onze kinderen, zeker de moeilijke en de stoute, te verbinden?

Wat doe jij met ‘stoute kinderen’? Laat het ons gerust weten.

De aarde koesteren

Mijn oudste zoon was nog een baby. Ik zat op bed met hem in mijn armen. Het raam stond op een kier. De maan was er nog, vroege vogels floten al. Ik volgde mijn half slapende gedachten. Ik zag mijn zoon al met zijn eigen eerstgeboren kind, onder dezelfde maan. En dan zijn zoon, met een nieuwe eerstgeborene. En als een oneindige voor- en achteruitspiegeling alle mensen voor en na mij. Ik besefte dat de maan er altijd al was en altijd zou zijn. En dat er altijd nieuwe vogels zouden fluiten, de zon zou schijnen en de wind zou waaien en de seizoenen elkaar zouden opvolgen. Dat zaad zou ontkiemen, bloeien en vrucht geven. Een grote dankbaarheid welde in me op, deel te zijn van deze kringloop.
Buiten reed een auto voorbij. Het raampje ging naar beneden. Een wegwerpbeker kletterde over het asfalt.
Ik denk dat ik toen besefte wat duurzaamheid is. Het is doen wat past bij de maan en de zon. Bij eb en vloed. Bij de eeuwenlange kringloop van nemen en geven. Zo handelen dat ook mijn kinderen, en wie na hen komen dat kunnen blijven doen.
We hebben in onze samenleving gewoontes ontwikkeld die niet generaties lang herhaald kunnen worden. We maken de rijkdommen van onze aarde op. We eigenen ons onredelijk grote stukken grond toe om te wonen, te eten, te ontspannen. We richten onherstelbare schade aan de aarde aan en maken delen ervan onleefbaar voor mens, dier en plant.
Ik investeer veel tijd en moeite in de opvoeding van mijn kinderen. Maar in die nacht werd het zaadje geplant voor een nieuw besef dat meer en meer groeit tot inzicht en actie. Als ouder heb ik ook de verantwoordelijkheid om mee te waken over hun huidige en toekomstige leefomgeving.
Zoals vorige generaties ouders op hun vijfentwintigste een eik op hun grond plantten zodat hun achterkleinkinderen gereedschap zouden kunnen maken van de takken. Of zorg droegen voor de balans in de kudde rendieren, zodat ook de volgende generaties zich zouden kunnen kleden en voeden met vlees en vacht.
Onze situatie is ingewikkelder. Gezinnen leggen nu niet alleen beslag op een stuk grond hier om op te wonen, maar ook op gronden ver weg voor de productie van voedsel. We gebruiken kostbare goederen zoals water en elektriciteit om te koken, maar ook om onze tuin te verlichten of filmpjes naar elkaar te sturen. We pompen olie op in Nigeria en gebruiken die hier om met de auto een brood te halen. We stoppen ons afval in de juiste zak, maar het wordt soms in Indische rivieren teruggevonden. We hebben vervuilende gewoontes die niet kunnen blijven duren. Is het niet onze taak om ervoor te zorgen dat het leven op aarde kan blijven duren. Dat er voedsel kan geproduceerd worden. Dat er nog grondstoffen over blijven. Dat er proper water is.
De maan en de golven. De gletsjers en de rivieren. De bossen en de regen. Alles op onze planeet ademt harmonie en verbondenheid. En wij dragen deze planeet in onze handen zoals ik mijn kind onder het licht van de maan koesterde die nacht. Laat ons die moeilijke, maar prachtige taak om de aarde te koesteren, samen dragen. Duurzaamheid is het mooiste geschenk dat we onze kinderen kunnen geven.


Reacties altijd welkom

Seks op de tafel

Mijn zonen willen niet praten over seks. Ik bedoel niet als bij ‘we moeten eens praten’. Met chips en een pak condooms op tafel. Maar gewoon als het onderwerp zich aandient. Tussen de soep en de worstjes, zal ik maar zeggen.
Ze willen het eigenlijk wel. Ik zie het in hun geïnteresseerde ogen en leid het af uit het feit dat ze me dan toch geduldig laten uitspreken. Ze zijn 11 en 14 jaar en eigenlijk willen ze informatie. Maar dat kunnen ze moeilijk toegeven. Daarom grijp ik elke kans om het onderwerp toch op tafel te leggen.
Een tijdlang dacht ik dat ik dit stukje van hun opvoeding kon overlaten aan de lessen seksuele opvoeding in het zesde leerjaar. Maar zo gemakkelijk kom ik er niet vanaf. Mijn oudste kende daarna de mechaniek van de voortplanting, met bijbehorende namen van organen. En de mechaniek van de penetratie. Ik had gehoopt op meer: de mechaniek van geven en nemen. Van kussen en strelen. Van inspanning en ontspanning. Van hoog en laag, snel en traag. Van hard, maar vooral ook zacht. Van ja en nee en wat als jij nee én ik ja wil. Van trouw en van goesting.
“Je hoeft je kinderen niets te leren,” zei een vriend van mij schamper. “Ze vinden alles zelf wel op het internet.”
“Het internet?” zei ik onthutst. Ik weet natuurlijk wel dat ze daar veel kunnen vinden, maar dat vul ik dan toch graag nog even zelf aan.
“Denk je dat Lien al kust met haar lief?” vraag ik na een familiefeest waar nicht Lien haar lief mee had. “En hoe beslis je als koppel dat je vanaf nu gaat kussen?”
“Dat weten wij toch niet, papa?”
“Ik ook niet … ik vraag het me af. Vraag je: gaan we nu kussen? Of ben je sowieso pas een koppel na de eerste kus?”
“Papaaaa …”
“Ik denk dat Lien de eerste keer misschien een knuffel gaf aan haar lief. Haar wang raakte toevallig zijn neus. Hij draaide zijn gezicht. Zijn neus streek langs haar lippen. Zij trok zich niet terug. En toen dacht hij: oh … misschien wil zij ook wel kussen.”
“Hoe weet jij dat allemaal, papa?” zegt mijn jongste.
“Dat is ongeveer hoe het ging bij mijn laatste eerste kus.”
“Doe jij dat ook?”
En dan vertel ik, sorry lieverd, in het lang en breed over mijn eerste kus met mijn huidige vriendin.
“En doen jullie ook andere dingen?”
Daarover vertel ik niet. Ook dat hoort bij seksuele opvoeding: sommige dingen vertel je niet zomaar aan iedereen.
Ik heb mijn jongens, na die les in het 6de leerjaar voor de oudste, wel uitgebreid verteld over hoekjes en kantjes van het lichaam. Over standjes, voorkeuren en afkeuren. Dat je daar voorzichtig naar kan peilen tijdens het seksuele spel. Dat ook dat liefde is: nieuwsgierig zoeken wat de ander fijn vindt.
Ik geef informatie en ik probeer openheid te creëren voor het onderwerp. De zeventienjarige dochter van mijn vriendin bespreekt heel veel met haar mama ook seks veronderstel ik. Dat wil ik ook met mijn jongens! Dus zet ik nu alvast de toon: in ons gezin praten we open over vanalles. Dan doen ze dat ook als ze aan seks toe zijn, hoop ik. Niet te gauw. Ooit.

Wordt er in jouw gezin gesproken over seks? Hoe pak je het aan? Of ga je dat uit de weg?

Verlanglijstje voor scholen. En voor ouders.

We zijn onder ouders. Allemaal in een gemakkelijke stoel in de tuin. “Als je zelf mag kiezen, wat leert je kind dan op school? Van 2,5 tot 18 jaar oud! Of stel: je neemt een privé-leerkracht in dienst. Wat moet die bereiken met jouw kind?” De vraagsteller kijkt in het rond. Ik ben blij dat het niet alweer over voetbal gaat. Er volgt een interessante, maar korte uitwisseling van meningen. De vraag was blijkbaar vooral een rode loper voor de vraagsteller om zelf een speech te geven. Jammer. Het onderwerp blijft wel dagenlang in mijn hoofd spelen. Ik breng het hier te berde in de hoop dat jullie, lezers, even mee denken.

Wat wil jij dat je kind leert op school? En klopt dat met wat het daar in werkelijkheid leert? Wie beslist wat kinderen moeten kunnen en kennen? Wat belangrijk is? Is onderwijs een geschenk voor kinderen en jongeren? Of is het een soort kneedmachine die kinderen vormt tot geschenken voor onze samenleving. En wat is dan een geschenk voor onze samenleving?
Als we nu eens op 1 september elk onze verlanglijst aan de leerkracht(en) van onze kinderen zouden geven. ‘Dit zouden we graag willen!’ Het zou ook een vorm van waardering voor het werk van de school zijn. Want daarmee geven we de boodschap: wij vinden het belangrijk wat jullie met onze kinderen gaan doen!

En nu we toch bezig zijn, zou ik graag, als de leerkracht die ik – naast wakkere papa – ook ben, een verlanglijstje per retour geven.

In deze supersnel veranderende tijden moeten scholen keihard werken en mee evolueren om kinderen alle ontwikkelingskansen te geven zodat ze hopelijk gelukkige, gezonde, positieve en vruchtbare mensen zijn in de samenleving van vandaag en morgen.
Dat kunnen we alleen als ouders een beetje rekening houden met ons verlanglijstje. Het is de laatste jaren zoveel moeilijker geworden om te werken met de kinderen.
Smeekbede 1: Bedtijd. Het is erg moeilijk een slapend kind te leren lezen. Smeekbede 2 Huiswerk. Zorg dat je kind zijn huiswerk maakt. Smeekbede 3: schermtijd. Zoek een evenwicht. Wij kunnen uw kind niet elke vijftien seconden een nieuwe prikkel geven. Of weg geswipet worden. Smeekbede 4: Sta achter ons. Natuurlijk mag je kritisch zijn. Maar als je kind voelt dat je achter ons staat, kunnen we er zoveel beter mee werken. We werken met hetzelfde kind, we zijn geen tegenstanders, maar één team. Smeekbede 5: Breng je kind naar school. Ga niet naar een waterparadijs voor een midweek omdat het dan goedkoper is. Ik snap de verleiding. Maar het loopt soms de spuigaten uit. Smeekbede 6: Leer je kind dat gesprekken niet dienen om gewonnen te worden, maar om elkaar beter te begrijpen. En wees daarin een mooi voorbeeld. Dan hebben wij een leukere speelplaats!

Ik zal niet verklappen tegen welke van deze zes smeekbedes ikzelf als ouder de afgelopen jaren heb gezondigd. Maar toch besef ik ook als papa het belang van de verlanglijst van scholen. Mijn kinderen hebben ook meer aan uitgeslapen klasgenoten en aan een fijne schoolsfeer.

Zullen we daar dit schooljaar samen voor gaan! Klaar? Start!

Heb je het al aan de kinderen verteld?

De vraag uit de titel kan fijn nieuws of slecht nieuws aankondigen.

Het kan om een aangename verrassing gaan zoals en potje fruitsla aan het einde van een zomerse wandeling. Maar vaker gaat het om ziekte, dood of een andere vorm van verlies zoals ontslag of scheiding.

Als kinderen voelen dat je iets verbergt, gaan ze gissen en in de fantasie van een kinderhoofd wordt het onheil groter en de angst heftiger. Daarom vertel ik mijn kinderen bijna alles meteen. Ware grootte.

Dat doe ik liefst niet vlak voor het slapengaan. De schaduwen zijn altijd groter vanuit een kinderbed, en de fantasieën donkerder.

Daarom hield ik ooit toch iets achter. Ik kwam kort voor bedtijd thuis met mijn jongste zoon, toen zeven jaar, en zag dat er was ingebroken. Ik besloot mijn zoon eerst in bed te leggen en dan de politie te bellen. Met de telefoon in mijn hand bedacht ik dat de inbrekers nog in huis konden zijn. Ik repte me naar mijn zoon, keek onder het bed en maakte hem daarbij wakker. Er waren geen inbrekers meer en de aanwezigheid van de politie vond mijn zoon geweldig!

Hij was niet bang. Ik had het dus niet moeten verzwijgen. Wel vroeg hij de volgende dag: ‘Zijn er nog dingen die je niet vertelt papa?’

Over de paashaas heb ik nooit gelogen. En toen mijn vader stervende was stond de telefoon op luid toen ik ervoor werd opgebeld. Ik heb nooit de truc van het Frans spreken gebruikt noch begrepen die ik wel eens zie bij andere ouders die willen vermijden dat hun kind het gesprek kan volgen. Het verdriet waarmee ik zit inslikken, heb ik nooit gekund.
Al was er dus werkelijk niets anders dat ik achterhield, het duurde een tijdje voor mijn zoon daar helemaal op vertrouwde. Dat ene dat ik had verzwegen, om bestwil, bleef aan hem plakken.

Alles wat je achterhoudt, kan je kind vroeg of laat ontdekken. En bij elke ontdekking vraagt het zich af wat er nog meer te ontdekken valt. Dat is een geweldig vooruitzicht als het gaat over nog te ontdekken natuurgebieden, smaken, geuren, films, boeken, pretparken en ander lekkers. Zo’n ontdekking doet dromen van meer. Andere ontdekkingen doen twijfel rijzen. Welke leugens neem ik nog voor waarheid? Waarom doet ma/pa nu weer geheimzinnig? Je kind herkent de signalen en weet dat er iets achtergehouden wordt. Zekerheden wankelen. Basisvertrouwen smelt. 

En is het niet veiliger als je kind tegen dat het puber wordt de gewoonte om dingen achter te houden niet kent? Mijn tienerkinderen houden niets voor mij achter denk ik. Het is fijn om zo met hen te kunnen omgaan. In volle vertrouwen. Of misschien verzwijgen ze toch wel eens iets en is dat maar goed ook. Ik hoop alleen dat ik het nooit als volgt ontdek: “Heb je het al aan papa verteld?”

 Wat houd jij achter voor je kinderen? En wat houden zij achter voor jou?

Nieuwe balans als co-ouders

Ik ben jaloers op mijn vriendin. Niet op de vele talenten die ze heeft, want daar ben ik alleen maar blij om. Wel op hoe het loopt met haar ex, de vader van haar kinderen.

Zij fietst de straat uit, tussen haar jongste dochter en haar co-ouder in. Ze gaan naar een dokter-specialist. Een eerste afspraak, dat doen ze altijd samen met mama en papa.

“Doen jullie dat dan niet?”, vroeg ze toen ik me daar de eerste keer over verbaasde. “Dat is toch normaal.”  Daar ben ik dus jaloers op. Op hun overleg, het samen denken en doen met haar co-ouder. Zo gaat het bij ons jammer genoeg niet.

Mijn vriendin en haar ex gingen uit elkaar met slaande deuren, dreigementen en veel wederzijdse pijn binnen en buiten de rechtbank. Maar blijkbaar hebben ze een hernieuwde balans kunnen vinden. Ze beseften: we zijn nu samenwerkende ouders. Ze hebben soms tegengestelde belangen en meningen. Maar ze komen toch tot afspraken, gaan samen naar dokters en oudercontacten, en steunen elkaar in de opvoeding. Ik merk het aan de korte, maar efficiënte telefoontjes. En aan het feit dat ze elkaar altijd meteen terugbellen.

“Hoe doe jij dat met de rommel in de boekentas van onze jongste?”

“Kan jij onze oudste halen op die fuif? Jij bent dat toch gewoon met je nachtwerk, niet?”

“Wat met jongens op de kamer? Gaan we daar iets rond afspreken?”

Mijn ex en ik hebben de akelige leegte die achterbleef tussen ons na de breuk in de liefdesrelatie, niet omgebouwd tot een soort samenwerkingspact rond onze kinderen. Ik noem haar mijn co-ouder vanuit een verlangen naar samenwerking, een gevoel dat het zo zou moeten zijn. De werkelijkheid is dat we onze kinderen om beurt bij ons hebben. We bespreken wanneer de wissels vallen en  hoogstens of er een jas moet gekocht worden. Of schoenen. Ook al weet ik dat het bij sommige niet gescheiden ouders, ook zo gaat, ik vind dat weinig. Leeg.

Mijn vriendin laat haar dochters graag horen dat mama en papa met elkaar overleggen, regels afspreken en gezamenlijke standpunten innemen. Dat lijkt me duidelijk, wat zeker voor pubers belangrijk is. Zelfs als ze het niet met elkaar eens zijn, geven ze elkaar ruggensteun.

“Hoe weet jij dat?” hoor ik mijn plusdochters wel eens aan haar mama vragen.

“Denk je dat mama en papa niets met elkaar bespreken?”

Mijn kinderen hebben nooit de ervaring dat mama en papa samen achter hen of achter een beslissing staan. Ik denk dat dat toch mogelijk moet zijn. Onze jongens zijn 12 en 14 jaar. Het is nog de moeite om nu te starten. Ik knip dit stukje uit en steek het in de heen en weer tas. Wir schaffen das?