Nog meer hygiëne!

Heb je het ook gehad met hygiëne? Handen wassen, mondmasker op, handschoenen aan, knuffelfunctie uit, steeds weer spray. Altijd denken voor je doet. Nooit spontaan, ik zeg maar wat, niezen. Want dat is hygiëne. Het is trouwens ook een uitzonderlijk lelijk woord om naar te kijken, onder ons gezegd.
Begrijp me niet verkeerd. Ik snap dat in bepaalde situaties hygiëne nodig is. En ik ben bereid mijn eigen kinderen telkens opnieuw op het belang daarvan te wijzen. Maar de wakkere papa in mij vreest nog steeds voor de gevolgen. Het gebrek aan uitwisseling van goede en slechte bacteriën bijvoorbeeld. Het gebrek aan uitwisseling van liefde via nabijheid. Er zijn, jazeker, kinderen geboren in de afgelopen steriele jaren waarin aanraking een schaars goed was. Er zijn kinderen, soms erg jong, die vele weken geïsoleerd hebben geleefd op hun kamer, alleen met plastic handschoenen door de haren geaaid.
Naar aanleiding van dit themanummer over gezondheid, vat ik al snel het plan op om hygiëne eens stevig door de modder te sleuren. Op zoek naar munitie check ik de betekenis volgens Wikipedia: ‘hygiëne is een verzamelnaam voor alle handelingen en handelingswijzen die ervoor zorgen dat mensen en dieren gezond blijven door ziekteverwekkers uit de buurt te houden.’“Maar dat doe ik nu net de hele tijd!”, roep ik vanachter mijn scherm.
“Wat doe jij papa?”, vraagt mijn jongste zoon van elf.
“Waken over jullie gezondheid …”
“Dat is waar!”, roept mijn oudste.
“… door ongezonde voeding, bijvoorbeeld, uit jullie buurt te houden.”
“Spijtig genoeg!”
“Ja … waarom staat de chocolade eigenlijk zo hoog in de kast.”
Inderdaad: ik kies heel bewust wat ikzelf en mijn kinderen in de mond stoppen en wat niet. Ik sta vaak letterlijk vies te kijken als ik zie wat sommige vrienden of collega’s allemaal in hun lichaam kieperen. Dan toch een soort smetvrees, misschien. Ik heb een diepgeworteld respect voor mijn binnenwereld. Ik wil die niet verstoren met rotzooi. En dat trek ik door in de zorg voor mijn kinderen.
Niet te veel suiker, vlees of melk. Van niets te veel eigenlijk. Graag biologisch. Geen chemische middelen in de tuin. Eieren van onze eigen kippen. Zelfgemaakte confituur, brood en pizza. Eigenlijk ben ik een echte foodie. En mijn kinderen ook: die lezen spontaan nieuwsgierig elke ingrediëntenlijst. Of de bijsluiter van medicatie.

Ook ziekteverwekkers voor de psychische gezondheid probeer ik op afstand te houden. Dat klinkt heel censuur-achtig. Maar ik fluister het toch: ik wil eigenlijk echt, absoluut weten waar mijn kinderen naar kijken op allerlei schermen. En ik wil niet dat daar al te veel rotzooi tussen zit, die hun psychische gezondheid aantast. Rotzooi = alles wat onweerstaanbaar verleidelijk aan ons wordt gepresenteerd, maar eigenlijk niet goed voor ons is. Drie kwart van de supermarkt. En negentig procent van het internet. Ruwe schatting.

Ben ik een controlefreak? Eigenlijk niet van nature. En uiteraard is te hygiënisch omgaan met allerlei soorten rotzooi ook niet goed. Dat was net mijn punt hierboven. Maar ik geloof wel heel stellig dat als we, in deze tijd, in deze samenleving, wat meer kieskeurig of hygiënisch omgaan met alles waar we onszelf en onze kinderen aan blootstellen, er weldra veel meer gezonde en evenwichtige kinderen en volwassenen op de aarde rondlopen!

De Wakkere Papa

Een beetje verliefd…

Vorige maand vertelde ik hier hoe mijn oudste zoon reageerde op de plotse verschijning van een vrouw die hij niet kende in onze tuin. Hij was er meteen van overtuigd dat deze vrouw niet zomaar uit mijn en zijn leven zou verdwijnen.
“Voor je het weet komt ze hier wonen!”, steigerde hij. Ik probeerde zijn angst voor verandering en voor nieuwe mensen tegemoet te treden met lichtvoetige humor. Maar natuurlijk had mijn gevoelige zoon de stukjes juist bij elkaar gelegd. Een vrouw die zomaar plots opdaagt. Haar speelse blik door het raam. Een kleine verzachting op mijn gezicht.
Ik ben geen expert in de liefde. Ik weet hoe het voelt. Verliefdheid ook. Ik kan erover vertellen. Maar doen? Gericht zoeken, actief verleiden, een move maken naar iemand toe? Tinder? Huh? Ik heb er geen idee van.
Het leek me geen slecht idee om mijn kinderen al op jonge leeftijd (tien en twaalf jaar) wel enig benul te geven over hoe verliefdheid, dichter tot elkaar komen, partnerliefde en intimiteit soms kunnen lopen. En dus liet ik hen geamuseerd begaan toen ze in de weken volgend op die eerste verschijning in de tuin elk bericht op mijn telefoon voor mijn ogen weggristen.
“Het is de buurvrouw weer, papa!”, schalde wekenlang als een megahit door ons huis.
Ik gaf met plezier toe aan hun vislijntjes om te weten te komen wat er tussen alle berichtjes door in de échte wereld gebeurde tussen de buurvrouw en mij.
“Ik maakte dinsdag heerlijke pesto van venkelloof. En bracht haar ‘s avonds een potje. Wel … ik maakte er een mand van met wat venkelbloemetjes, een potje bramenconfituur en een mooi kaartje.”
“Papaaaaa!”
“En zij gaf mij een potje zelfgemaakt druivensap de volgende dag.”
We gingen samen wandelen met haar hond. Ze kwam me ook ontvoeren als mijn kinderen er waren. Mijn jongste houdt van honden en ging mee. Ik geloof dat we op hetzelfde moment definitief verliefd werden op de buurvrouw. Het was mijn oudste zoon die het opmerkte.
“Jij praat nog meer over haar dan papa zelf!”
Maar niet veel later capituleerde ook mijn oudste zoon.
“Ik zie haar alleen maar aan de deur”, zei hij.
“En je leest al haar berichten”, vulde kleine broer aan.
“Maar ze lijkt me zo lief, heel teder.”
Mijn jongens komen me op straat tegemoet als ik weer eens een half uur weg blijf om een handje verse kruiden te gaan halen. Ik vertel: “Ik zei dag en plots hielden we elkaar vast. Ik weet niet wie dat deed.”
“Papaaaaa!”
“En toen voelde ik plots een zoen op mijn wang.”
 “Ik vertel jullie dat omdat ik het leuk vind om het te delen. Waar het hart van vol is, loopt de mond van over. Jullie moeten niet luisteren, want ik heb ook nog een beste vriend aan wie ik van alles kan vertellen. Maar ik denk dat jullie ervan kunnen leren. En zo begrijp je ook waarom papa de hele tijd door het huis danst, zingt en grapjes maakt. Waarom we plots vaker de lekkerste dingen eten. Waarom ik elke avond vergeet dat het al bedtijd is. Dat is dus verliefdheid. Geef toe: er zit toch heel wat bonus in voor jullie!”
“Jaja …”, zegt mijn oudste. “En voor jou zeker!”
“Heeft zij jou gekust papa?”, kirt mijn jongste.
“Sssssst jongen! Niet zo luid. En gewoon op de wang hoor.”
Zo lopen we de korte weg van de buurvrouw naar huis. Pratend en dromend over de liefde.

De Wakkere Papa

“Het moet niet altijd bloedserieus zijn”

Zondagochtend. Ik sta in pyjama in de keuken. We gaan iets bakken. De oudste zoon van twaalf zoekt een recept online, ik in een van onze twintig zelden gebruikte kookboeken. Het is een wedstrijd die ik niet winnen kan. “Er staat 400 gram suiker”, zegt mijn zoon. “Dus nemen wij 200, hé?” Ik weeg en doe er nog eens 50 gram af. Ook de hoeveelheid boter schroeven we terug. Er zijn weinig dingen waar mijn oudste zoon zoveel plezier aan beleeft als samen bakken. Het is ook altijd een groot avontuur. Deels door mijn bijna totale acceptatie van alle mogelijke rommel die mijn zoon dan maakt in de keuken. Deels door onze complotachtige weigering ons te onderwerpen aan de eisen van eender welk recept. We werken goed samen, hij en ik. De jongste klopt op een tennisbal in de tuin.
“Papa! Er is hier iemand!”, roept hij. De oudste kijkt uit het raam. “Het is een vrouw die ik niet ken”, zegt hij. Er klinkt bijna doodsangst in zijn stem. “Dat is zeker die vrouw met wie je gisteren aan het sms’en was?” Ik voel me betrapt, maar herpak me snel. Ik doe verdorie niets verkeerds.
“Oh … en had je gevraagd of je mijn berichten mocht lezen?”, vraag ik. Ik grijns. Ik speel een spelletje. Ik weet dat het gevoelig ligt voor mijn zoon … nieuwe mensen. Een goede vriendin van me verbleef hier een tijdje door omstandigheden. Mijn oudste zoon vond dat zo vervelend dat ze een andere oplossing zocht voor de halve week waarin ik de kinderen in huis heb. Ik wil het hen niet moeilijk maken. Maar evenmin wil ik alles wat lastig voelt voor hen oplossen door me telkens aan te passen. En dus plaag ik hem een beetje om de zaak te relativeren, voor ik er echt op inga.
“Wat is er nu eigenlijk zo moeilijk aan nieuwe mensen?”, vraag ik.
De jongste staat intussen gezellig met de vrouw te keuvelen in onze tuin.
“Wel … gewoon. Die staan dan plots voor de deur of in de tuin. Of ze zitten op het toilet. En ik ken hen niet. En dan ben ik verlegen. Voor je het weet komt die vrouw hier wonen.”
“Huh? Deze vrouw komt gewoon een potje pruimenconfituur ophalen.”
“Jaja … gewoon iets ophalen. Zo begint dat altijd.”
“Ja … misschien. Zo begint vriendschap, toch?”
“Of liefde”, zegt hij beschuldigend. Hij lijkt wel een politie-inspecteur uit een derderangs televisiereeks.
“Dát zou nog eens fijn zijn voor papa. Denk je niet?”, lach ik.
“Voor jou wel ja. Maar ik zit weer met de gebakken peren.”
“Wat voor peren?”
“Dat ze hier komt wonen.”
Maar het is de buurvrouw”, roep ik gespeeld vertwijfeld. “Ik heb haar vorige week leren kennen. Ze heeft twee kinderen. Ze heeft een huis hier om de hoek. Zelfs áls wij ooit een koppel zouden worden, komt ze daarom toch nog niet per se of meteen hier wonen.”
“Ha!”, roept mijn zoon triomfantelijk. “Je weet intussen al wel alles over haar. En je spreekt al over een koppel worden!”
Ik moet erom lachen en probeer ook luchtig te reageren. We hebben allemaal onze gevoeligheden. En we leven dicht bij elkaar, dus is het goed om naar elkaar te luisteren. Maar het moet toch niet altijd bloedserieus zijn? Begrip tonen is belangrijk, speelsheid ook.

De Wakkere Papa

Het belang van ‘leuk’

“Papaaa … moet ik dat voorlicht opdraaien met een kruisschroevendraaier of met een gewone?”

Mijn twee zonen staan over een kinderfiets gebogen. Ze hebben net een defect voorlicht van de fiets gehaald, de nieuwe leerstof van de dag. “Moet de oude lamp bij plastic of metaal? Of gaan we die nog als reflector gebruiken? Misschien voor die 14 inch fiets daar?”

Ik ben echt trots en blij als mijn jongens zulke vragen stellen. De betrokkenheid spat eraf. We zijn in de herstelplaats van de fietsbibliotheek. Kinderen kunnen hier voor een vast bedrag per jaar een fiets lenen. De wakkere papa & zonen maken de fietsen klaar voor gebruik. We zijn gelukkig niet alleen. Zo kan ik de talrijke problemen die wij niet gefikst krijgen naar meer gekwalificeerde vrijwilligers doorschuiven.

“Waarom ga je daar werken? Je krijgt er nul euro voor”, zei mijn oudste zoon toen we er de eerste keer samen heen gingen. “Omdat ik het heerlijk rustig vind. Omdat ik elke week wel iets nieuws leer. Omdat het me voldoening geeft die fietsen later met een kind erop door te stad te zien sjezen”, antwoordde ik naar waarheid. “Oké … maar waarom moeten wij mee?” vroeg mijn jongste.
“Om precies al die redenen.” “Maar we vinden dit niet leuk!”, riepen ze in koor.

Naast mijn bed ligt een boek met de titel ‘Leuk hé!’ Het is een heel leuk boek. Maar ook heel waar. De schrijver heeft groot gelijk! Hij vindt dat ‘leuk’ een heel belangrijk en centraal concept is in onze hedendaagse Westerse cultuur.
En ja: als ik mijn jongens bij hun hobby afhaal vraag ik meestal: “Was het leuk?” Veel minder vaak vraag ik: “Was het interessant? Leerde je iets nieuws? Was het moeilijk?” Of: “Kon je het?”

Omgekeerd betekent voor de meeste kinderen “Ik vind dit niet leuk”, hetzelfde als “Ik wil dit niet doen”. Sommigen worden hierin door hun ouders gesteund: “Mijn papa zegt dat ik niets moet doen dat ik niet leuk vind.”
Ik dwong mijn kinderen die allereerste keer mee naar de fietsbibliotheek.

“Het belang van leuk wordt zwaar overschat”, zei ik. “Vandaag leren we fietsbellen plaatsen. Iets leren is ook belangrijk.”
“Dat komt uit het boek op zijn nachtkastje”, hoorde ik mijn zonen verbolgen tegen elkaar fluisteren.

Maar kijk: we zijn enkele maanden later en de jongens zijn meestal enthousiaste, en altijd hardwerkende vrijwilligers in de fietsbib. Nieuwe fietsen een nummer geven en in het digitaal systeem stoppen, fietsbellen ophangen, fietsen verhuizen van de kelder naar de werkplaats, ze testen in de gangen van het in het weekend lege gebouw. Ze dragen veel bij, ze leren en ze ervaren hoe fijn het is als je iets kan bijdragen.

“Kijk papa!”, roept mijn zoon opgetogen bij de schoolpoort. “Luna heeft de fiets waar ik een voorlicht op geplaatst heb!”
“Leuk hé!”, zeg ik.

De Wakkere Papa

Springen

Mijn jongste zoon las meer dan een jaar geleden iets over een nieuwe lagere school in onze buurt. Hij was niet ongelukkig op de school waar hij zat, maar de nieuwe school trok hem aan. Het was einde schooljaar. We gingen kijken. Er was nog niets. Een bosje in de velden. Een uitgeleefd en leegstaand schoolgebouw. Klein, vervallen. Een aanzienlijk deel van de speelplaats was afgegraven. Het asfalt lag in een container. Daar zou de moestuin komen. Mijn zoon had een week nodig om te beslissen. Als hij durfde springen, dan mocht dat van mama en papa. Hij zou zijn oude vrienden ongetwijfeld heel erg missen. “Ik wil naar de nieuwe school!”, zei hij op een ochtend in de eerste week van de vakantie. “Deze zomer wil ik wel als afscheid gaan kajakken met mijn vrienden.”

Hij sprong dus, en hij sprong vér! Ik herkende hem bijna niet meer. Na school is hij sindsdien zo … voldaan. Vroeger vertelde hij nooit iets uit de klas. Nu vertelt hij honderduit over een verhaal dat hij moest schrijven, de liedjes die ze zingen met de muziekjuf en een theaterstuk dat ze maakten voor de kleuters. Hij legt me alles uit over zijn winkeltje in het bos. En hij verraadt me zijn lievelingsplekjes op school. Waar hij graag leest, en waar hij graag rekenoefeningen doet. Hij is tien jaar en mag heel wat van zijn opdrachten op zijn persoonlijke tablet maken. Ook dat bevalt hem.

De school is prachtig geworden. Tussenmuren weg. Overal werkplekjes voor kinderen alleen of in groepjes. Overal hout. Een rek met pantoffels. Een rek voor de laarzen die ze buiten dragen. Plantjes langs de zijkant. Buiten het bos en een boomhut, gras en nog een stukje asfalt. En dan de moestuin met kleurrijke gewassen en kronkelende mini-paadjes erdoor. Het eerste oudercontact verloopt via het scherm. “Hoe is het met jullie zoon thuis?”, begint zijn juf. Mijn co-ouder en ik zwijgen verbluft. Elk voor ons eigen scherm. Deze startvraag is ons nog nooit eerder gesteld. Ik moet er bijna van huilen. We vertellen hoe het onze zoon gaat, thuis.

“En hoe zien jullie hem naar school vertrekken en terugkeren? Hoe voelt hij zich volgens jullie op school?” Wij vertellen weer. En pas nadat ze geïnteresseerd heeft geluisterd en heel wat heeft neergepend, pikt de leerkracht in. Ze stelt blij vast dat ze op school een gelijkaardige jongen als thuis te zien krijgen. Ze vertelt over hoe zij hem ervaren en zien. En waar het soms wat moeilijk gaat. Pas aan het einde hebben we het over concrete leerdoelen. Dankzij het programma op de tablet kan de leerkracht goed volgen waar onze zoon staat voor rekenen en taal en waar hij nog op moet oefenen.

Als ik hem ophaal op school is hij altijd met iemand anders aan het spelen. Hij zegt dag aan kinderen van alle leeftijden. Soms loopt hij met een kleuter van vier door het bos. Soms voetbalt hij met een leeftijdsgenoot. De kinderen vormen naar mijn gevoel een natuurlijke gemeenschap. De leerkrachten geven genoeg structuur, maar laten ook veel ruimte voor het ontstaan van een soort stamgevoel. Ik vind dat prachtig. Er was geen probleem met mijn jongste zoon op zijn vorige school. Hij hoefde dus niet te springen. Toch sprong hij. En nu is hij dolgelukkig. En zijn wakkere papa ook.

De Wakkere Papa

Feest is dat laagje glans

“Oma blijft eten jongens!” Mijn twee zonen spelen tafeltennis op de oprit.
Mijn moeder is op weg naar ons. “Zullen we er weer iets speciaals van maken? Het is toch altijd een beetje feest als oma komt, toch?” “Is dat veel werk?”, vraagt mijn jongste, terwijl hij het balletje voorbij zijn broer mept. “We kunnen een taart maken!”, oppert mijn oudste. “Of allerlei lekkers halen bij de bakker!”, roept de jongste. “En een drankje!” “Ok,” zeg ik, terwijl de oudste de bal opgooit voor een nieuwe opslag. “Wanneer kunnen jullie hier weg?” Drie punten en een overwinningsdans van de jongste later gaan we aan de slag. “Zitten we straks binnen of buiten?”
“Buiten!” We leggen een mooi tafelkleedje, halen feestelijke glazen uit. De oudste zoekt een recept voor taart in zijn boek. De jongste kiest een van de weinige gezelschapsspellen uit die oma ook leuk vindt. Ik maak soep met lettertjes (feestelijk én gezond). Sinds mijn vader is gestorven, probeer ik veel bewuster dan vroeger de momenten met mijn moeder te koesteren. Je kan zo’n bezoekje gewoon laten passeren of je kan het ten volle beleven. Of – overtreffende trap – je kan er nog een extra laagje glans op leggen. Het ligt niet écht in mijn aard, maar toch doe ik mijn best om dat laatste te doen. Het hoeft niets groots te zijn. Een paar bloemen in een vaasje maken alles al veel mooier. Het is ook de boodschap die we aan mijn moeder willen geven: je bent belangrijk. Als jij er bent is het feest. Feest is erbij blijven. Even niet gaan voetballen. Gewoon bij elkaar zitten. Praten en luisteren. Iets samen doen. Iets bijzonders. Rond de tafel. Maar evengoed ergens helemaal anders: samen op een bijzondere plek. Tijdens het feest zijn we niet bezig met het volgende of vorige op ons programma. We zijn, hier en nu. Anderzijds: toekomst en verleden zitten vaak ook mee aan tafel op het feest.
“Oma … wat is het stoutste dat papa ooit gedaan heeft?” “Vertel nog eens over hoe onze overgrootmoeder de Duitse soldaten uitschold in de tweede wereldoorlog.” “Denk je nog vaak aan vake, oma?”
En dan de toekomst. “Nog plannen de komende weken?” “Zijn hun boekentassen al klaar voor school?” Het bloemetje op tafel, het wachten op dessert. Dat laagje glans dat ik aan elke verjaardag of elk ander bijzonder gebeuren probeer toe te voegen, heeft tot gevolg dat we niet zomaar overgaan naar de orde van de dag, maar even in het nu blijven hangen. Gek genoeg geeft net dat ons de tijd om achterom te kijken en vooruit te zien. En dat is zo belangrijk. Want het is net dat samen wéten over het verleden en dromen over de toekomst dat ons als gezin, als familie, als gemeenschap verbindt. Samen met het glanzende genot van feesten natuurlijk. Oh ja … voor ik het vergeet: de Gezinsbond bestaat honderd jaar. Gelukkige verjaardag!

De Wakkere Papa

Gezinshereniging?

Ooit schreef ik hier hoe ik vanop een heuvel keek naar een gezin. Het leek een mooi gezin. Onvoorwaardelijk verbonden. Ik had er deel van willen uitmaken.
Ik besefte toen pijnlijk dat ik nooit meer deel van zo’n gezin zou zijn. Mijn jongste zoon was anderhalf toen zijn ouders gingen scheiden. Ik was nauwelijks ouder toen mij als kind hetzelfde overkwam. Toen ik tien was, verhuisde mijn zus naar mijn grootouders aan vaderszijde. Ik bleef bij moeder wonen. Mijn oorspronkelijke kerngezin raakte helemaal gespleten. Ik was het enige bindmiddel.
Onlangs werkte ik als leerkracht rond wensen. In elke klas zijn er leerlingen die als diepste wens noteren: dat mijn mama en papa weer samen zouden zijn. Ze weten met hun hoofd dat het niet zal gebeuren. Dat het zelfs geen goed idee is. Maar in hun buik blijft dat verlangen knagen.
Ik heb dat zelf nooit zo beleefd. Misschien heb ik geen voorstelling van mijn oorspronkelijke kerngezin. Of was het al bij mijn geboorte uit elkaar gevallen? Ik heb wel altijd een diep verlangen gevoeld om mijn moeder en mijn zus te herenigen en heb daar ook mijn best voor gedaan. Tevergeefs.
Dus, helaas: op mijn huwelijk en op de begrafenis van mijn vader ontbrak mijn moeder. Op een geboortefeest was mijn zus afwezig. Er is altijd een lege plek, ook voor mijn kinderen. De persoon die daar hoort te zitten, tante of oma, is niet dood. Dat is net het ondraaglijke. Die persoon is op dat moment domweg op een terras of in de supermarkt of is misschien de badkamerkastjes aan het poetsen.
Mijn zus vertelde haar kinderen niets over onze moeder. Toen haar schoonouders en later onze vader stierven, hadden mijn neefje van tien en nichtje van zes geen enkele grootouder meer. Dan begin je op die leeftijd al wel eens te tellen.
“Jij hebt toch ook een mama, mama?” Mijn neefje en nichtje willen mijn moeder zien. Hun oma. Nu mijn vader en stiefvader gestorven zijn vormen mijn moeder, zus en ik opnieuw een driehoek, zonder iemand ertussen. Wel iets. Ja … wat eigenlijk? Lang verjaarde uit de hand gelopen beslissingen? Die kunnen misschien bij het oud afval? Ik hoop het. Mijn moeder, zus en ik waren een geheel in mijn kinderlijke beleving. En dat kan nu, door een speling van het lot, misschien terug herenigd worden. Het voelt als een kans op vervulling van die wens diep in mij. En ik heb twee handlangers: mijn neefje en nichtje. Ik ben benieuwd! Word vervolgd?

De Wakkere Papa

De Klopstop

Een vriendin in het onderwijs heeft een probleem met geweld in haar klas. Er wordt te veel geklopt, gespuwd, geduwd en geknepen. Ze werkte, samen met de leerlingen, een plan uit om dat te stoppen. Een eenvoudig plan: je raakt nooit iemand negatief aan. Een aai of een schouderklop? Prima! Een duwtje of een tik om het eigen gelijk kracht bij te zetten? Verboden! Ik ben zelf heel lichamelijk. Ik geef gauw een knuffel of leg een arm om iemands schouder. Als ik aandacht wil trekken, raak ik, zelfs bij onbekenden, heel even een elleboog aan. Mijn kinderen doen dat ook. Lezen ze in de zetel, dan zoeken ze elkaars aanraking. Vertellen ze elkaar over hun dag, dan nemen ze elkaars hand vast. En bij de onverwachte ontdekking van – pakweg – een taart in de koelkast, uiten ze hun vreugde door een wilde, dansende omhelzing. Maar er is ook de andere kant. Eén keer heb ik geturfd. Tijdens een vakantiedag thuis kwam ik aan 31 kloppen op het hoofd, 23 duwen en 7 krabben in het gezicht. En dan tel ik het speelworstelen en de brute balveroveringen bij het voetbal nog niet mee. Ik weet het: het zijn broers, ze leven dicht op elkaars huid én kunnen in de veilige context van het gezin leren hoe te reageren op geweld… van hun broer. Ik geef toe: als ik mijn kinderen iets wil inpeperen, neem ik ook wel eens hun schouders vast. Maar ik moet een signaal geven. Ze doen te weinig moeite om zich te beheersen. Een klap of een kneep, zonder schaamte of verontschuldigingen achteraf, het wordt een gewoonte. Slaan is te goedkoop. De prijs moet omhoog. Tijd voor nultolerantie: de klopstop. Ooit hadden we de spotstop. Geen geplaag meer of uitspraken waardoor de ander zich slechter of minder voelt. En ook geen discussies of het maar een grapje was. Nu stel ik, zoals die vriendin, een totaalverbod op negatieve aanraking in. De stopknop in het hoofd van mijn jongens moet getraind. Ik laat hen zelf een systeem bedenken. Hun voorstel is verbazingwekkend slim en duidelijk.
Week 1: elke negatieve aanraking is 1 minuut minder computertijd de dag erop. Week 2 wordt dat 2 minuten. Week 3 is 4 minuten. Enzovoort. “Wat als iemand na een uur al zijn volledige computertijd kwijt speelt?”, vraag ik. “Papa!” zegt mijn zoon. Hij wil geïrriteerd op mijn arm kloppen, maar houdt zich in. “Je moet in ons geloven! Anders lukt het nooit!” Met plezier geloof ik in hen. Ik ben benieuwd!

De Wakkere Papa

Het perfecte gezin

Ik ontmoet een vriend in de stad. Mijn kinderen zijn bij hun moeder, ergens. Zijn kinderen zijn ook bij hun moeder, zijn vrouw. “Ze is met hen naar de dierentuin”, zegt hij. “Dus doe ik de hele dag mijn ding.”
“Doen jullie vaak dingen samen, met het hele gezin?” vraag ik. “Weet je…” zegt hij. “Mijn vrouw en ik zullen nog wel een tijdje samenblijven, maar het is een eindigend verhaal. We zijn niet echt voor elkaar gemaakt en dus zijn we beter niet altijd samen. Maar we hebben wel samen kinderen en een huis. Dat is op zich een mooi project.”
Hij zegt het mild en liefdevol, zonder teleurstelling of cynisme. “Tot de kinderen op eigen benen staan?” vraag ik voorzichtig. “Ja… dat denk ik.”
“Als er geen kinderen waren… ?”
“Dan was het anders. Dan zouden we misschien nu aan kinderen beginnen om onze relatie nieuw leven in te blazen. Of aan een meer avontuurlijk liefdesleven, met een ander.”
Hij lacht. Niet gemeen, maar zacht. Verfrissend hoe hij naar de situatie van zijn gezin kijkt. Zijn leven is niet perfect, maar dat maakt hem niet boos of ongelukkig.
“Wie heeft ooit gezegd dat je recht hebt op perfectie, hé?” denk ik luidop. “Wie dat gezegd heeft?” vraagt hij. “Alleen een aantal hollywoodfilms. Maar die mag je niet te letterlijk nemen. Nee: het is prima zo. Ik geniet van de kinderen, we zijn allemaal gezond en ik kan goed samenwerken met mijn partner, in hun opvoeding en ook voor het huishouden en zo. En we gunnen elkaar onze eigen momenten. Ik heb een mooi leven, jong!” Terwijl mijn vriend weer verder gaat, denk ik over wat hij zei. Zijn relatie is niet honderd procent, maar dat staat een mooi leven niet in de weg. Als ik hen samen zie, spat daar inderdaad geen passie vanaf. Maar ze lijken wél begripvol en waarderend voor elkaar. Ik denk aan mezelf. Kort na mijn scheiding keek ik vooral naar wat er niet meer (mogelijk) was. En ja, soms ook nu nog. Mijn kinderen elke dag zien, bijvoorbeeld, kan niet meer. Of samen ouder zijn. Een derde kind of een eenvoudige liefdesrelatie kunnen uitbouwen, zonder aanpassingen aan mijn gescheiden situatie met kinderen. Familie in de buurt zou ook leuk zijn. Ik mis dat soms allemaal. Maar wat als ik kijk naar wat ik allemaal wél heb? Want inderdaad, wie heeft ooit beloofd dat ik recht had op een perfect leven? Ik ben met mijn twee zonen een gezin. We zijn allemaal behoorlijk gezond. We wonen in een leuk huis, in een leuke buurt. Mijn jongens gaan elke dag met plezier naar school. Het zijn écht schatten. Ze hebben leuke hobby’s. Net zoals ik. Ik heb een prachtige job. Ik mag stukjes schrijven… Weet je wat: ik heb een mooi leven! Wij zijn een prima gezin! Verre van perfect. Maar oh zo, zó goed genoeg!

De Wakkere Papa

Pyjamafuif als slaapritueel

Het is elke avond hetzelfde liedje. Als het bedtijd is en ik mijn jongens naar boven breng, jutten ze zichzelf en elkaar om ter wildst op. Hun onderbroeken en kousen vliegen door de badkamer, meer dan eens recht in de wc-pot. Of ze staan minutenlang gezichten te trekken voor de spiegel. Ik ben dan zelf ook al een eind in mijn dag. Mijn emmer raakt al aardig vol. Bovendien wil ik dat zij langzaam rustig worden om te kunnen gaan slapen. Maar zij maken het integendeel zo bont mogelijk, zo lijkt het wel. Ze duwen, trekken, roepen, lachen, dansen en zingen. En dan word ik boos. Eén van de twee barst dan meestal in tranen uit. Prima! Zo is de spanning er wat af. En we gaan een stuk rustiger naar bed.
Een week geleden. Weer zo’n avond. Alleen ben ik deze keer helemaal nog niet moe. Ik heb een heel rustige, aangename, voldoening gevende dag achter de rug, deels met, deels zonder kinderen. Vanavond kan ik alles aan. Dus zorgt wat wild ‘gebras’ op de badkamer niet voor een woede-uitbarsting.
We gaan dansend naar de slaapkamer. Ik doe mee. De knuffels vliegen door de lucht terwijl we het bed in springen. Maar ik grijp niet in of dreig nergens mee. Ik heb energie te over. Het is ook nog niet heel laat. Dus wat maakt het uit. Ik gooi mijn eigen gewoontes even overboord. Ik bel, vanuit bed, nog gauw even naar mijn moeder. “Hey oma! Wij zitten in bed!” joelen mijn jongens.
Normaal gezien lees ik het verhaaltje zo rustig mogelijk voor, om hen al in de juiste stemming te brengen. Gordijnen dicht, prikkels op het laagste niveau. Maar vandaag veeg ik ook daar mijn voeten aan. Ik geef kikker en pad een plat accent en een brutale woordenschat. “Eij! Kiekker! Komde goa mie zwumme?” “Nieët Pad! Kust me gat! Ich hem gin goesting!”
Mijn jongens gieren het uit. Ze rollen kronkelend over de matras. Niet bepaald hoe papa anders spreekt. En ook niet echt de sfeer die ik doorgaans creëer bij ons slaapritueel. Wél lollig. Voor een keertje. Na dit verhaaltje komt er nog een tweede. Ik lees het rustig voor. Gewoon. Aan het einde van dit verhaal leg ik het boek weg en knip het licht uit. En in een flits zie ik het. Mijn jongste ligt jandorie al te ronken. Die is, wellicht dodelijk vermoeid door alle heisa op de badkamer en in bed, nog tijdens het tweede verhaal, in slaap gevallen. Wat een onverwachte wending… Maar… Als het zo zit, dan hoeft die – bijna dagelijkse – ruzie op de badkamer misschien niet meer. Integendeel. Morgen houden we als slaapritueel een pyjamafuif op bed!

De Wakkere Papa